King Lear

Stel je een acteur voor met de naam John Smith die in Oxford woont en de rol van King Lear van Shakespeare speelt in het plaatselijke theater. De acteur John Smith leidt een gelukkig bestaan en leeft in vrede met zijn omgeving. Op een avond zoekt een goede vriend hem na afloop van een voorstelling op in de kleedkamer om hem te feliciteren met een geslaagd optreden. Hij treft John Smith echter aan in totale wanhoop en depressie. Hij beklaagt zich over de ellende die hij ervaart met zijn drie dochters, de oorlog met Frankrijk en zijn verwikkelingen met de graven van Gloucester en Cornwall. Het is duidelijk dat hij zich volledig heeft geïdentificeerd met het personage King Lear en is vergeten dat hij John Smith is.

Zijn vriend probeert hem duidelijk te maken dat hij in een illusie verzeild is geraakt: hij is niet King Lear, dat is slechts een verzonnen personage, maar John Smith. In het gesprek dat volgt blijkt dat King Lear voor John Smith echter een concretere werkelijkheid is dan zijn werkelijke identiteit. Hij is volledig samengevallen met het personage in het script van King Lear. Hij reageert met verontwaardiging en woede op zijn vriend die hem probeert te herinneren aan het feit dat hij zich heeft verloren in een illusoire toneelfiguur. Hij beschouwt dat als een aanval op zijn integriteit en geloofwaardigheid maar in de kern op zijn leven. In zijn voorstelling is hij immers King Lear en het loslaten van die identiteit zou in zijn besef zijn dood betekenen.

Het is duidelijk dat King Lear lijdt aan zijn identificatie met het personage King Lear. Hij lijdt aan de voorstelling waarin hij gevangen zit. Je zou ook kunnen zeggen dat hij lijdt aan zijn persoonlijkheid, het complex van gedachten, gevoelens en waarnemingen waarmee hij zichzelf als een afgescheiden personage heeft geïdentificeerd.   

De vriend van John Smith treedt op als een soort psychotherapeut die hem wil verlossen van zijn psychisch lijden. In die functie kan hij globaal twee strategieën kiezen: King Lear helpen zijn leven als King Lear draaglijk te maken of hem proberen duidelijk te maken dat hij niet King Lear maar John Smith is. De eerste strategie wordt door de meeste moderne psychotherapieën gevolgd: cognitieve therapie, inzichtgevende therapie, gedragstherapie, systeemtherapie etc.

De tweede strategie zou je de spirituele therapie kunnen noemen waarin de heling erop is gericht dat King Lear gaat doorzien dat zijn ware identiteit John Smith is en hij verstrikt is geraakt in een illusie.

Strikt genomen zijn de behandelwijzen van de eerste strategie symptoombestrijding. Je houdt namelijk de illusie in stand en je probeert slechts het lijden dat is ontstaan door de identificatie met een illusoir personage draaglijk te maken. De tweede strategie is de fundamentele bevrijdingsweg waarin de mens zijn ware zelf of essentie ontdekt, maar die weg wordt zelden succesvol begaan. Je zou ook kunnen zeggen dat de tweede strategie slechts tot genezing kan leiden als de patiënt bereid is de dood onder ogen te zien. Die dood betreft dan weliswaar een ingebeeld personage maar dat maakt de doodsangst er niet minder op.

Het verhaal van John Smith betreft een metafoor voor de situatie waarin feitelijk elk mens zich bevindt. Iedereen leeft en ervaart zichzelf in meer of mindere mate in een script, een verhaal over onszelf en zo treffen we medemensen in de regel ook aan. We ontwikkelen vanaf onze prille jeugd een voorstelling over onszelf, een ‘script’, een toneelvloer en attributen waarin en waarmee we onszelf positioneren en denken te kennen. Levend in die voorstelling wordt die in de loop van het leven voortdurend opnieuw bevestigd en steeds steviger onderbouwd en vervaagt het besef van wie we werkelijk zijn. Het wordt een levens-script, een rol die we spelen en die we verdedigen en legitimeren omdat we er steeds meer van overtuigd zijn geraakt dat dit onze ware identiteit is. Het ondermijnen van dat script voelt dientengevolge als levensbedreigend.

Als mensen de vraag wordt gesteld wie ze zijn beschrijven ze in de regel dat script, het levenstoneel en de er aan gekoppelde attributen. We benoemen de kenmerken die we van onszelf waarnemen en voor realiteit aanzien: ik ben een man, een vrouw, zo en zo oud, woonachtig in waar dan ook en druk bezig met van alles en nog wat. We beschrijven wat we van onszelf waarnemen en vergeten dat we tegelijkertijd van dat alles de waarnemer zijn.

Er is namelijk een waarnemer in ons die dit script kan zien. We kunnen onszelf waarnemen als een acteur op het levenstoneel en daar ook iets van vinden. We kunnen bijvoorbeeld vinden dat de acteur op dat toneel niet erg handig bezig is en meestal ook zien waar het gevolgde script ongemak en lijden veroorzaakt. Mensen hebben dat inzicht vaak terugkijkend (hoe had ik zo stom kunnen zijn!) maar vaak ook tijdens een actueel optreden waarin je beseft dat hetgeen je doet of onderneemt niet helpend is maar je ziet niet direct een manier om iets anders te doen.

Die waarnemer zou je kunnen omschrijven als open gewaarzijn: het neemt de activiteiten, gedachten en gevoelens van de acteur waar en kan zich daar in meer of mindere mate mee identificeren. In elk geval zal de waarnemer kunnen zien dat de gedachten, gevoelens en percepties die het personage vormen, komen en gaan. De waarnemer verandert zelf nooit en is altijd dezelfde maar hetgeen hij waarneemt is in voortdurende staat van verandering. De waarnemer van vandaag is ook dezelfde waarnemer als die van twee uur, twee weken twee jaar en 20 jaar geleden. Er is altijd een open waarnemende instantie, een veld waarin gedachten, gevoelens en waarnemingen opkomen en die op geen enkele manier wordt aangetast door die permanent veranderende gevoelens, gedachten en waarnemingen. Je zou het kunnen vergelijken met de verhouding van een beeldscherm en de film die erop verschijnt. Zonder het beeldscherm is de film niet mogelijk maar als de film stopt blijft het beeldscherm onaangetast bestaan, beschikbaar voor een nieuwe film.

Die waarnemer, dit open onveranderlijke gewaarzijn of bewustzijn, is van een andere substantie als de waargenomen objecten. Het kan zichzelf namelijk niet waarnemen, zoals het oog zichzelf niet kan zien en de zon zichzelf niet verlicht. Toch wordt het door ons gekend want als je jezelf de vraag stelt: ben ik mezelf bewust, dan zal iedereen na even nadenken die vraag bevestigend beantwoorden. In die korte pauze is de aandacht verschoven van de waarneming van uiterlijke objecten naar datgene wat gedachten, gevoelens en objecten waarneemt, of beter gezegd, de open ruimte waarin deze ontstaan. Het is echter geen object zoals de normaal waargenomen objecten. Om objecten te kunnen waarnemen moet er een subject en object zijn die op enige afstand van elkaar staan. Dat maakt het mogelijk dat object in termen van ruimte en tijd waar te nemen. Het open gewaarzijn kent alleen zichzelf, zoals een zaklantaarn zichzelf kent als een bron die licht geeft maar die bron zelf niet kan waarnemen.

De denkende geest kan proberen het zelfkennende bewustzijn te verwoorden maar woorden behoren tot het tijd-ruimtelijke domein. Met woorden kunnen objecten en verschijnselen worden aangeduid in de afbakening van ruimte en tijd. Een tafel of een huisdier is een object dat in de ruimte is begrensd Een gedachte of een gevoel iets dat in de tijd een begin en een eind kan worden toegekend. Het open gewaarzijn heeft geen begrenzing in ruimte en tijd, het ‘is’. Het is de open grond van zijn en heeft geen objectieve eigenschappen.

In de spirituele literatuur is er een waaier van termen en metaforen ontstaan waarin men toch tracht het open gewaarzijn te verwoorden: leegte, ruimte, openheid, waarnemend veld maar ook begrippen als Zelf, Aard van de geest, God, Tao. Al die termen schieten tekort als ze het vanuit een veronderstelde subject-object verhouding proberen aan te duiden. Vanuit de directe persoonlijke ervaring is het wellicht adequater het aan te duiden als IK, of, als je de zijnsdimensie ook wilt uitdrukken, als Ik-ben. Ik ben is dan de pure aanwezigheid, datgene in jezelf wat nooit verandert, en wat, na het loslaten van gedachten, gevoelens en percepties, overblijft. Je kunt ook zeggen hetgeen dat overblijft, als alles wat niet essentieel is weggenomen.

De werkelijkheidsbeleving van de mens zou je dus analytisch in twee sferen kunnen onderscheiden: je essentiële zelf, je ware natuur, een stille grond, een open onveranderlijk gewaarzijn en een permanente vertoning van gedachten, gevoelens, waarnemingen en concepten, vergelijkbaar met een roerloos en onveranderlijk beeldscherm en de film die erop wordt vertoond. In de beleving kun je die twee sferen onderscheiden maar in werkelijkheid betreft het echter geen twee sferen, het zijn twee aspecten van dezelfde werkelijkheid: een stil waarnemend veld en een bewegend toneel waarop de mens zijn script uitspeelt. De film kan immers niet zonder het scherm worden vertoond en King Lear kan niet tot uitdrukking komen zonder de acteur John Smith.

Philip Renard heeft die twee aspecten van die belevingswereld als volgt verwoord:

“Voor zover ik kan zien bestaat onze geboorte eigenlijk uit slechts twee factoren. Deze twee zijn reeds als embryo een mengvorm aangegaan, als we het zo mogen uitdrukken. De twee factoren zijn:

(1) Oningevuld Bewustzijn, dat als onze ‘ware natuur’ vanaf de geboorte altijd al, a priori, verlicht is. Het is kennend, verschilloos, leeg, onbeperkt en onbesmet – met andere woorden, het behoeft nooit enige zuivering;

En (2) een soort ‘pakket’ van inhoud, van een fascinerende wereld van verschil, dat misschien wel het best kan worden aangeduid als ‘karmisch’: een raadselachtig pakket dat uit krachtige, latente geneigdheden bestaat. Wij hebben dit pakket leren aanduiden als ‘de persoon’. Jij bent dit pakket weliswaar niet, maar je hebt hier zo veel mee te maken dat je kunt zeggen dat het wel ‘bij je hoort’.”

De acteur John Smith die zich volledig heeft geïdentificeerd met de rol van King Lear ondervindt psychisch lijden. Hij is zich vaag bewust van zijn ware identiteit en ervaart ook een heimwee naar die vredige staat van zijn. Tegelijkertijd houdt hij vast aan de wereld van King Lear waarin hij probeert vrede en geluk te vinden. Dit spanningsveld tussen de stille grond van het bestaan en het toneel waarop het levensspel wordt gespeeld zou je ook de dynamiek van angst en verlangen kunnen noemen volgens het gegeven dat waar de mens het meest naar verlangt ook het meest wordt gevreesd. Elk mensenleven verloopt volgens die dynamiek waarin mensen zich in sterkere mate laten leiden door hun oorspronkelijke aard dan wel verwikkeld zijn geraakt in een illusoir script. Zowel psychische gezondheid als levensgeluk is afhankelijk van de manier waarop deze spanning wordt gehanteerd.

John Smith zal duurzaam geluk ervaren als hij doorziet dat King Lear een verzonnen personage is waarin hij als acteur zijn kunstenaarschap kan beleven. King Lear drukt de vervreemding van de mens uit maar hij is dan slechts een voorstelling, een creatieve uitdrukking van de manier waarop de mens zichzelf kwijt kan raken. De werkelijke grond van de mens is de stille grond waaruit King Lear als meesterstuk van de menselijke verbeelding oprijst.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven