Droom

Iedereen droomt. Niet iedereen kan dromen even goed onthouden maar vast staat dat iedereen gedurende de slaap enkele fasen met droomactiviteit doormaakt. Er kan veel gezegd worden over de functie van dromen en sinds Freud ook over het duiden van de betekenis die dromen worden toegeschreven, maar hier wil ik een ander aspect van de droom behandelen.

Hier gaat het over de analogie die kan worden gezien in de aard van de droom en die van het dagbewustzijn. Dromen zijn theaterstukken die in de individuele geest van de dromer ontstaan en door de dromer worden ervaren als een reële wereld. Het kan een dromer gebeuren dat hij in de nacht, liggend in zijn bed in Amsterdam, droomt dat hij een reis van een aantal dagen onderneemt van Parijs naar Rome. Tijdens die reis beleeft hij als droomkarakter van alles en nog wat, ziet hij plaatsen en objecten, ontmoet hij allerlei mensen, ervaart hij gevoelens en heeft hij ook nog gedachten en ontwikkelt hij concepten over hetgeen wordt beleefd en waargenomen. Het droomkarakter heeft geen weet van de geest van persoon die in het bed ligt te slapen en van waaruit de droom wordt gecreëerd; hij ervaart een eigen werkelijkheid en hij twijfelt geen moment aan de realiteitswaarde van wat hem overkomt.

De gebeurtenissen in de droom vinden in de beleving van het droomkarakter plaats in ruimte en tijd. Hij legt een afstand af van Parijs naar Rome en daar heeft hij enige tijd voor nodig. Die ervaring van ruimte en tijd impliceert causaliteit en volgtijdelijkheid (het ene gebeurt door en na het andere) en ook een ervaring van concrete objecten die zich in de ruimte bevinden. Net als in het dagbewustzijn ervaren we in de droom gedachten en gevoelens, nemen we objecten waar en bewegen ons in ruimte en tijd die we als de harde werkelijkheid ervaren. Dat denken is mogelijk door de tijdservaring en het waarnemen van objecten is mogelijk door de ruimtelijke ervaring. Zonder tijd en ruimte is er immers geen beleving van een ‘werkelijkheid’ mogelijk.

Hoewel de dromer in de droom soms wonderlijke zaken en gebeurtenissen kan beleven, ervaart de dromer de gebeurtenissen, waarnemingen en gedachten als zeer realistisch. Hij twijfelt als droomkarakter niet aan de werkelijkheidswaarde van hetgeen hem overkomt en wat hij beleeft. In die zin is er geen verschil tussen het dagbewustzijn dat wij in wakkere staat ervaren en het nachtbewustzijn, in beide gevallen zijn we er van overtuigd dat we ons in een werkelijk bestaande wereld bevinden. Deze overtuiging kan echter in beide gevallen met rede worden betwist.

Als de dromer wakker wordt beseft hij dat het ‘maar een droom’ was. Hij beseft niet werkelijk op reis te zijn geweest tussen Parijs en Rome en ook niet de gebeurtenissen te hebben beleefd die hij als zo realistisch ervoer. Hij beseft ook dat de tijd en de ruimte die hij beleefde een illusie blijken te zijn: hij was niet een paar dagen onderweg en zeker ook niet onderweg van Parijs naar Rome, hij lag een paar uur te slapen in zijn bed in Amsterdam. Zoals we weten van slaaponderzoek hebben de gebeurtenissen in de droom plaatsgevonden tijdens een periode van de zgn. REM-slaap, een korte fase in de nacht waarin slaaponderzoekers rapid eye movements kunnen registreren. Dus de langere tijdsduur die het droomkarakter in de droom ervoer komt niet overeen met de tijd waarin er hersenactiviteit was die op droomactiviteit duidt. Anders gezegd: de geest van de dromer die de droom heeft gecreëerd schiep ook ruimte en tijd om de beleving in de droom mogelijk te maken.

Een opmerkelijk gegeven is ook dat de dromer die in Amsterdam ligt te slapen geen enkele kennis heeft van het droomkarakter, zoals het reizende droomkarakter geen weet heeft van de dromer. De dromer was leeg van gedachten, gevoelens en waarnemingen, hij lag diep te slapen. Het droomkarakter wist in de droom ook niets van het bewustzijn van de slaper in Amsterdam. Hij was in zijn beleving gewoon op weg van Parijs naar Rome en was onbekend met de bron die zijn ervaringen schiep. De slaper in Amsterdam en de van Frankrijk naar Italië reizende dromer hadden geen enkel besef van elkaar. Bij het ontwaken kan de slaper mogelijk wel enige herkenning of verwantschap voelen met de droomfiguur, meestal identificeert de droomfiguur zich met de ‘ik’ van de slaper in wakende toestand, maar tijdens de droom hebben ze geen weet van elkaar. ¹

Deze droomtoestand, en met name het gegeven dat de zich in tijd en ruimte afspelende werkelijkheid van de droom wordt voortgebracht door de niet door ruimte en tijd bepaalde geest van de dromer, is de best denkbare analogie voor de werkelijkheid die we in ons dagbewustzijn denken te ervaren. In ons dagbewustzijn bewegen we ons op een vergelijkbare manier in een tijdruimtelijkheid die we als de werkelijkheid ervaren. Het is nochtans een droomstaat waarin we worden ‘gedroomd’ door het universele bewustzijn. Dit universele bewustzijn, de grond van alle zijn, is datgene dat alles wat we het universum noemen waarneemt, waarin alles wat we waarnemen plaatsvindt en uiteindelijk waaruit alle verschijnselen die we kennen bestaan. Alles wat is is bewustzijn en de aard van het bewustzijn is kennen.

In het universele bewustzijn bestaat geen ruimte en tijd. Die tijd en ruimte zijn noodzakelijke hulpmiddelen van de afgescheiden individuele geest om de werkelijkheid te kunnen kennen. Zoals een gesloten boek alle informatie bevat maar alleen kan worden gekend door er tijd voor te nemen om het te lezen en daarin gebeurtenissen in tijd en ruimte te kunnen waarnemen. Tijd en ruimte zijn zowel een vaardigheid als een beperking van van de individuele geest om zich een voorstelling van de werkelijkheid te kunnen maken, zoals tijd en ruimte, zoals aangetoond, illusies zijn van het droomkarakter in de droom.

De analogie heeft wel een beperking: in de droomstaat wordt een tijd-ruimtelijke werkelijkheid geprojecteerd vanuit één individuele geest, namelijk de geest van de dromer. In het dagbewustzijn is er sprake van universeel bewustzijn dat zich uitdrukt in de ‘dagdromen’ van miljoenen mensen die elk hun eigen werkelijkheid menen te beleven. Het universele bewustzijn is een niet te kennen tijd- en grenzeloze leegte die zich uitdrukt in de vormen die alleen via het individuele afgescheiden bewustzijn van miljoenen mensen kan worden gekend. Zonder de beperkingen van het individuele bewustzijn, die ondermeer de mogelijkheid heeft het bewustzijn ‘uit te smeren’ in tijd en ruimte, zou er geen manifestatie en geen ‘wereld’ zijn.

Net zoals het droomkarakter in de droom geen kennis heeft van de geest van de dromer hebben mensen in hun dagelijkse beleving van de werkelijkheid meestal geen kennis van het universele bewustzijn dat de bron is van hun dagbewustzijn. In het algemeen worden we zodanig in beslag genomen door onze gedachten, gevoelens en waarnemingen dat we ons zelden de vraag stellen door wie of wat deze worden waargenomen of waarin deze ontstaan. In ons westerse wereldbeeld gaan we er over het algemeen ook vanuit dat ons bewustzijn zetelt in ons lichaam en dat we de werkelijkheid vanuit ons lichaam waarnemen. Het lichaam heeft echter geen bewustzijn, zoals ook gedachten en gevoelens geen bewustzijn hebben. Het lichaam verschijnt, evenals gedachten, gevoelens en objecten, als waarneming in het universele bewustzijn dat alle bewuste wezens met elkaar delen.

Net zoals een dromer in een lucide droom ‘wakker’ kan worden in de droom en beseffen dat hij droomt, kan een mens ook wakker worden in de droom van het bestaan en zich bewust worden manifestatie van universeel bewustzijn te zijn. Als we de moeite nemen de aandacht te verleggen van de gedachten, gevoelens en objecten waar we bewust van zijn naar de instantie van waaruit ze worden waargenomen komen we in contact met het universele bewustzijn. Als je, al is het maar voor een kort moment, bereid bent alle gedachten gevoelens en waarnemingen los te laten en stil te vertoeven in het ‘Ik ben” opent zich een grenzeloze ruimte waarin onze ware aard, universeel bewustzijn, opdoemt. Dan kan worden gezien en ervaren dat onze werkelijke aard bewustzijn is dat de werkelijkheid die we beleven waarneemt, omvat en schept.

Dan zijn we wakker geworden.

¹ Een uitzondering op deze toestand is de, zelden optredende, lucide droom. Daarin weet de dromer in de droom dat hij droomt en kan hij in meer of 1 mindere mate de gebeurtenissen in de droom beïnvloeden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven