In het Marcus en Matteus-evangelie in het Nieuwe Testament komt een passage voor die ook wel bekend staat als ‘De verheerlijking op de berg’.
De tekst in het Marcus evangelie over deze wonderlijke gebeurtenis luidt als volgt:
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren.
Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’
Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht. Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn.’ Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen.
In dit visioen plaatst de evangelist Christus nadrukkelijk in de Joodse traditie. Dat lijkt me ook juist: Jezus was in de eerste plaats een Jood en zo presenteerde hij zich ook nadrukkelijk. Hij was geen christen, die aanduiding past slechts op degenen die zich in de eeuwen nadien als zijn volgelingen zagen op basis van een duiding van zijn rol als Verlosser, zoenoffer en Goddelijke gestalte die hij zelf hoogstwaarschijnlijk nooit zou hebben aanvaard. Platter gezegd: er is na zijn kruisdood een verhaal rond hem gesponnen dat zich gaandeweg verharde tot een dogmatiek en politiek die we nu als het christendom aanduiden: een dogmatisch politieke beweging die mensen bekeerde, onderwierp en bij tegenstribbelen naar de brandstapel voerde. Daarmee is zeker niet Jezus Christus gediskwalificeerd en eigenlijk ook het christendom niet omdat, zoals bekend het christendom evenmin bestaat als de islam.
In de traditie van alle wereldgodsdiensten vliegen er van allerlei soorten vogels waaronder die zich richten op de wetten, de normen en de dogmatiek, die zich richten op de politieke macht van de kerk en in het minder opvallende zijtoneel zijn er altijd ook de mystici, de mensen die zich wensen te richten op de kern van alle godsdiensten, de verhouding met het grote wonder van de oergrond en de bron van alle zijn.
De evangeliën vertellen het verhaal van langdurige discussies tussen de Farizeeërs en de Schriftgeleerden, de vertegenwoordigers van de Joodse clerus van die dagen, en Jezus die in die traditie staat maar toch vanuit een geheel andere zienswijze lijkt te spreken. De nadruk van de Joodse kerkleiders lag op het naleven van de wet en de gedragsregels en normen die daaruit voortvloeiden. In de discussie zie je voortdurend het patroon waarin de Farizeeërs Jezus een dogmatisch-rationeel vraagstuk voorleggen (‘Heeft deze man gezondigd of zijn ouders’, mag je zieken genezen op de sabbat, is deze munt van de keizer of van God? ‘) en Jezus die daar steeds een normoverstijgend dan wel mystiek antwoord op geeft. Daarin klinkt steeds een soort verbazing bij hem door: hoe kun je je toch zo druk maken over dit soort futiliteiten?De botsing van deze twee religieuze beschouwingswijzen, de normatief, dogmatische, invalshoek of de mystieke invalshoek komt fraai tot uitdrukking in het gesprek van Jezus met Nikodemus. Nikodemus was een Farizeeër maar voelde kennelijk toch wel aan dat Jezus iets fundamenteels te melden had waaraan de Joodse clerus leek voorbij te gaan. Hij zocht Jezus dus stiekem in de nacht op.Zo was er een farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’ ‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. ‘Begrijpt u dit niet,’ zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek?Jezus probeert Nikodemus iets duidelijk te maken over het volstrekt rationeel ongrijpbare van de fundamentele werkelijkheid. Het Koninkrijk van God kan alleen worden binnengegaan als al die rationele overwegingen zijn weggevallen en je ‘opnieuw geboren wordt uit water en geest’. Deze mystieke tekst gaat Nikodemus boven de rationalistische pet en Jezus verbaast zich: als je dit elementaire besef niet hebt waarom waag je het dan geestelijk leraar te zijn?Jezus spreekt in deze tekst over de goddelijke geest als over de wind die waait waarheen hij wil en die je wel kunt ervaren maar niet kunt begrijpen of bevatten. Mogelijk verwijst hij hier naar een van de beroemdste mystieke teksten in het Oude Testament waarin de profeet Elia op de berg Horeb ontdekt dat God hoogstens indirect te ervaren is ‘in het gefluister van een zachte bries’. (1 Kon.19). Martin Buber beschreef , zinspelend op die tekst, God als een ‘voorbijgaand zwijgen’. God is als de zachte bries en als de wind die je wel ervaart maar waarvan je herkomst en doel niet kunt bevatten. Als denkend en redenerend probeert Hem nader te komen gaat hij zwijgend voorbij en beland je in het niet-weten dat de kern van Godskennis is.Naar mijn gevoel is het niet toevallig dat Jezus in het visioen op de berg in gezelschap van Mozes en Elia vertoeft. De oudtestamentische profeten Mozes en Elia zijn bij uitstek de profeten die getuigen van het directe gesprek met God. Van Mozes wordt gezegd dat hij met God sprak als ‘met een vriend’ en net als bij Elia probeert God in de dialoog aan hen iets duidelijk te maken over Zijn aard en wezen. Bij Elia is dat een ‘zachte bries’ en bij Mozes stelt hij zich voor als ‘Ik die zal zijn wie ik zijn zal’, het Zijn, de oergrond van het leven in alle werkwoordsvormen van het werkwoord Zijn. (Ex. 3) En, ook op de berg Horeb, maakt God hem duidelijk dat Hij slechts te ervaren is als een voorbijgaand zwijgen:Laat mij toch uw majesteit zien,’ zei Mozes. Hij antwoordde: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken, en ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn. Maar,’ zei hij, ‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven.’Toen sprak de HEER: ‘Er is een plaats op de rots waar je dicht bij mij kunt komen staan. Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben. Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.’ (Ex.33)
Jezus stond nadrukkelijk in de Joodse traditie maar in het bijzonder in de mystieke Joodse traditie, de mystieke kern die ten grondslag ligt aan elk zinvol handelen en daarom aan elke levende religie.